Grondexploitatiewet
Grondexploitatie is onderdeel van de Wro (afdeling 6.4). Dit onderdeel van de wet geeft gemeenten nieuwe instrumenten om afspraken te maken over de verdeling van de kosten van algemene voorzieningen, nutsvoorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast biedt dit onderdeel van de wet de mogelijkheid om eisen te stellen bij het bouwrijp maken van een locatie.
De wet gaat er vanuit dat gemeenten eerst proberen om een privaatrechtelijke overeenkomst te sluiten met particuliere eigenaren. Als dat niet lukt biedt de wet een 'stok achter de deur' voor kostenverhaal in de vorm van het exploitatieplan.
Anterieure of posterieure overeenkomst
Voor het verhalen van de kosten kan een gemeente kiezen uit twee type overeenkomsten met projectontwikkelaars en andere particuliere grondeigenaren. Een gemeente heeft de keuze tussen een anterieure of een posterieure overeenkomst.
Ruimte voor onderhandelen
Een anterieure overeenkomst wordt gesloten in de beginfase van een project, voordat een exploitatieplan is vastgesteld. Bij het sluiten van een anterieure overeenkomst hebben alle partijen veel onderhandelingsruimte. In een anterieure overeenkomst mogen afspraken worden gemaakt over financiële bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Te denken valt aan bijdragen aan groen, recreatiegebieden, waterberging en infrastructuur.
Mogelijkheden voor bovenplanse verevening
Een anterieure overeenkomst biedt dus de mogelijkheid voor bovenplanse verevening. Er zitten wel enige beperkingen aan wat binnen de kaders van de wet afgesproken mag worden. De afspraken in een anterieure overeenkomst moeten betrekking hebben op een concrete gebiedsontwikkeling en passen binnen een structuurvisie.
Posterieure overeenkomst na vaststellen exploitatieplan
Een posterieure overeenkomst wordt gesloten nadat het exploitatieplan al is vastgesteld. Het verschil tussen een posterieure overeenkomst en een anterieure overeenkomst is dat een posterieure overeenkomst niet mag afwijken van het exploitatieplan.
Belangrijkste verandering
De belangrijkste verandering is dat gemeenten bij een aantal ruimtelijke besluiten de bouwmogelijkheden dienen te inventariseren en bij elk daarvan dienen na te gaan of kostenverhaal heeft plaatsgevonden en of er aanvullende locatie-eisen en eisen over woningbouwcategorieën nodig zijn. Als kostenverhaal nog niet heeft plaatsgevonden dan dient de gemeente een exploitatieplan op te stellen en dat tegelijk met het ruimtelijk besluit vaststellen. De ruimtelijke besluiten zijn:
1. de vaststelling van een bestemmingsplan;
2. wijziging van een bestemmingsplan;
3. omgevingsvergunning (projectomgevingsvergunning);
4. afwijken van de beheersverordening.
De bouwmogelijkheden staan opgesomd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het betreft nieuwbouw van woningen en andere gebouwen en grote uitbreidingen.
Kruimelgevallen
Bij besluit van 2 september 2010 (Stb. 2010, 684) is de mogelijkheid om bij avmb 'gevallen' aan te wijzen ingevuld. Na artikel 6.2.1 is een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.2.1a Als gevallen als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, van de wet worden aangewezen de gevallen waarin:
a. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19, van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,–;
b. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f;
c. de verhaalbare kosten, bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f, uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.
De toelichting op de 'kruimelgevallen'-lijst is als volgt:
Gebleken was dat bij sommige locaties kostenverhaal verplicht is, hoewel er nauwelijks reële kosten zijn die de gemeente wil verhalen. Met de onderhavige wijziging van het besluit zijn deze gevallen gespecificeerd.
Onderdeel a betreft gevallen waarin de netto-opbrengsten van het exploitatieplan niet opwegen tegen de bestuurlijke kosten. Het gaat dan om de totale opbrengst van de op grond van het exploitatieplan bij de bouwvergunning (bedoeld zal tevens zijn: omgevingsvergunning) te innen exploitatiebijdragen, waarvan de kosten die de aanvrager maakt mogen worden afgetrokken. Indien sprake is van een bedrag dat hoger is dan het in onderdeel a genoemde bedrag, is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen.
In de situatie bedoeld in onderdeel b is geen sprake van specifieke grondexploitatiekosten, maar veelal uitsluitend van apparaatskosten. In de regel kunnen deze zo nodig via de leges in rekening worden gebracht.
In onderdeel c gaat het om voorzieningen waarvan de gemeente veelal de kosten ook na vaststelling van het ruimtelijk besluit nog zal kunnen verhalen via een overeenkomst. Voorbeelden zijn het maken van een inrit naar de openbare weg of een aansluiting op het riool.
De wijzigingen leiden tot een vermindering van bestuurlijke lasten, terwijl geen afbreuk wordt gedaan aan het principe van kostenverhaal bij bouwlocaties.