Heeft u vragen?
Neem contact op

Deze site wordt onder­houden door Arom - juridisch adviesbureau ruimtelijke ordening & milieu.

Arom
Oud Brandevoort 12
5706 NE Helmond

0492-792491
06-11494589

Voorlopige bestemming

Tijdelijke functies
Naast het projectafwijkingsbesluit (2.12, lid 1 en sub a onder 3 Wabo) en de tijdelijke ontheffing (artikel 3.22 Wro) is het mogelijk om voor tijdelijke functies gebruik te maken van een 'voorlopige bestemming' in het bestemmingsplan (artikel 3.2 Wro). Met dit instrument kunnen bij een bestemmingsplan voorlopige bestemmingen worden aangewezen en voorlopige regels worden gegeven. Na verloop van de bij de voorlopige bestemming opgenomen termijn, vervalt de voorlopige bestemming en gaat de definitieve bestemming gelden.
In de praktijk wordt de voorlopige bestemming niet veel gebruikt. Een belangrijke reden is dat de definitieve bestemming eveneens in het bestemmingsplan moet zijn opgenomen. Daarnaast wordt de duur van de bestemmingsplanprocedure vaak als belemmering gezien.
Een voorbeeld van een project waarbij gebruik is gemaakt van de voorlopige bestemming is het bestemmingsplan 'A2 Traverse' van de Gemeente Maastricht. Hieronder is een deel van de regeling als voorbeeld van een voorlopige bestemmingsregeling opgenomen:

8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 2 - Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wegverkeer;
b. verblijfsgebied;
c. parkeervoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. civieltechnische voorzieningen;
f. geluidwerende voorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
i. additionele voorzieningen;
j. een tijdelijke weg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijke weg';
k. werkterreinen.

8.2 Bouwregels voorlopige bestemming
8.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van additionele voorzieningen, nutsvoorzieningen en bouwketen/loodsen, waarvoor de volgende bepalingen gelden.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 11 m.
b. De bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
c. De bouwhoogte van civieltechnische kunstwerken mag niet meer bedragen dan 10 m.
d. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 m.
e. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
f. De bouwhoogte van een bentonietinstallatie mag niet meer bedragen dan 20 m en de oppervlakte niet meer dan 225 m2.
g. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

8.2.3 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a. De bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
b. De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.

8.2.4 Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
c. De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m2.

8.2.5 Bouwketen/loodsen
Voor het bouwen van bouwketen/loodsen gelden de volgende bepalingen:

a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
b. de oppervlakte per clustering van bouwketen mag niet meer bedragen dan 300 m2.

8.3 Nadere eisen voorlopige bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

8.4 Afwijken van de bouwregels voorlopige bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder a ten behoeve van het bouwen van additionele voorzieningen hoger dan 3 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige kwaliteit.

8.5 Specifieke gebruiksregels
a. Het aantal rijstroken voor de tijdelijke weg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijke weg' mag niet meer dan 2x2 bedragen; de breedte per rijstrook mag niet meer dan 3,5 m bedragen.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid voorlopige bestemming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer - 2 - Voorlopige bestemming' te wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2' voordat de in artikel 8.7genoemde termijn verlopen is, waarbij de in artikel 8.8 genoemde definitieve bestemming in werking treedt.

8.7 Geldigheidsduur voorlopige bestemming
De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt, bedraagt 5 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

8.8 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming
De voor 'Verkeer - 2 - Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 8.7 bestemd voor 'Gemengd - 2', meer in het bijzonder voor:

a. bedrijf;
b. cultuur en ontspanning;
c. dienstverlening;
d. kantoor;
e. maatschappelijk;
f. recreatie;
g. sport;
h. wonen;
i. aan-huis-verbonden-beroepen;
j. tuinen, erven en verhardingen;
k. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
l. parkeervoorzieningen;
m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
n. groenvoorzieningen;
o. geluidwerende voorzieningen;
p. nutsvoorzieningen;
q. een boulevard met laanbeplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - groen loper'.

8.9 Bouwregels definitieve bestemming
8.9.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. Woningen mogen worden gebouwd in het type vrijstaand, twee-aaneen, aaneengesloten en gestapeld.
b. De bouwhoogte mag niet meer dan 16 meter bedragen.
c. In afwijking van het bepaalde onder b mag maximaal 30% van de oppervlakte aan gebouwen een bouwhoogte van maximaal 30 meter hebben, met dien verstande dat deze hogere bouwhoogte niet is toegestaan binnen een afstand van 15 meter uit bestaande woningen/woongebouwen gelegen buiten het plangebied.
d. In afwijking van het bepaalde onder a en b mag het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woontoren' een bouwhoogte van maximaal 70 meter hebben.
e. Hoofdgebouwen zijn niet toegestaan binnen een afstand van 5 meter uit de plangrens .
f. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60%.

8.9.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
b. Bij hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen.
c. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per woning niet meer bedragen dan 80 m².
d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

8.9.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
b. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

8.9.4 Additionele voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

a. De bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
b. De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.

8.10 Nadere eisen definitieve bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

8.11 Afwijken van de bouwregels definitieve bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:

a. van het bepaalde in artikel 8.9.3 onder a ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 2 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige kwaliteit.
b. van het bepaalde in artikel 8.9.4 onder a ten behoeve van het bouwen van additionele voorzieningen hoger dan 3 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige kwaliteit.

8.12 Specifieke gebruiksregels definitieve bestemming
a. Het aantal woningen mag, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.1 sub a, niet meer dan 663 bedragen.
b. Woonfuncties zijn op zowel de begane grond als op de verdiepingen toegestaan.
c. Publiekaantrekkende dienstverlening is uitsluitend toegestaan op de begane grond en in de daaronder gelegen (kelder)bouwlaag.
d. Het vloeroppervlak voor bedrijven, dienstverlening, maatschappelijke functies, sportvoorzieningen,cultuur en ontspanning en kantoren tezamen mag niet meer dan 10% van het betreffende bestemmingsvlak bedragen, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.1 sub b.
e. Uitsluitend zijn toegestaan bedrijven als genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten.
f. Detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en ten dienste van de hoofdactiviteit;
g. Horeca is niet toegestaan, behoudens horeca als ondergeschikte nevenactiviteit en ten dienste van de hoofdactiviteit;
h. Het aantal rijstroken per weg mag niet meer dan 2 bedragen; de breedte per rijstrook mag niet meer dan 3,5 m bedragen.

8.13 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in 8.12 sub e, ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat naar milieubelasting gelijk is te stellen aan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenoemde bedrijven.
b. het bepaalde in 8.12 sub f, ten behoeve van de vestiging van detailhandel, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. het vloeroppervlak per detailhandelsvestiging mag niet meer dan 250 m2 bedragen;
2. het vloeroppervlak voor detailhandel, bedrijven, horeca, dienstverlening, maatschappelijke functies, sportvoorzieningen,cultuur en ontspanning en kantoren tezamen mag niet meer dan 10% van het betreffende bestemmingsvlak bedragen, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.1 sub b en c;
3. het dient te gaan om verplaatsing van een detailhandelsvestiging elders uit de gemeente, dan wel dat aangetoond wordt dat de detailhandelsvestiging meerwaarde voor de detailhandelstructuur heeft. Deze meerwaarde kan zich uiten in een toename van de keuzemogelijkheden voor de consument, bijvoorbeeld omdat de branche zwak vertegenwoordigd is of in een formule die zich onderscheidt door kwaliteit, specialisatie en/of gerichtheid op een of meer bepaalde doelgroepen;
4. vestiging brengt geen blijvende verstoring van de bestaande detailhandelstructuur met zich mee;
5. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het woon- en leefmilieu.
c.c. het bepaalde in 8.12 sub g, ten behoeve van de vestiging van winkelondersteunende horeca, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. het vloeroppervlak per horecavestiging mag niet meer dan 250 m2 bedragen;
2. het vloeroppervlak voor detailhandel, bedrijven, horeca, dienstverlening, maatschappelijke functies, sportvoorzieningen,cultuur en ontspanning en kantoren tezamen mag niet meer dan 10% van het betreffende bestemmingsvlak bedragen, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.1 sub b en c;
3. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het woon- en leefmilieu.
d.d. het bepaalde in 8.12 sub g, ten behoeve van de vestiging van horeca, niet zijnde winkelondersteunende horeca en niet zijnde een discotheek/dancing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. het vloeroppervlak per horecavestiging mag niet meer dan 250 m2 bedragen;
2. het vloeroppervlak voor detailhandel, bedrijven, horeca, dienstverlening, maatschappelijke functies, sportvoorzieningen,cultuur en ontspanning en kantoren tezamen mag niet meer dan 10% van het betreffende bestemmingsvlak bedragen, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.1 sub b en c;
3. het dient te gaan om verplaatsing van een horecavestiging elders uit de gemeente, dan wel dat aangetoond wordt dat de horecavestiging meerwaarde voor de horecastructuur heeft. Deze meerwaarde kan zich uiten in een toename van de keuzemogelijkheden voor de consument, bijvoorbeeld omdat de branche zwak vertegenwoordigd is of in een formule die zich onderscheidt door kwaliteit, specialisatie en/of gerichtheid op een of meer bepaalde doelgroepen;
4. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het woon- en leefmilieu.